Pedagogie
Artikelen over Pedagogiek
Hoofdluis
Hoofdluizen zijn kleine, grijsbruine beestjes van ongeveer 3 mm lengte. Infecties met hoofdluizen zijn zeer besmettelijk. Luizeneieren zijn witte puntjes die vastzitten aan de haren.
Klachten en symptomen
Luizen hebben de menselijke huid nodig om te leven. Ze prikken gaatjes in de huid en zuigen daardoor bloed op. Dit veroorzaakt hevige jeuk. De hoofdluis leeft dicht bij de hoofdhuid en legt haar eitjes (neten) vaak achter de oren tegen de haarbasis.
Oorzaken
Besmetting met hoofdluis vindt plaats door lichamelijk contact (bijvoorbeeld spelende kinderen), via kleding (bijvoorbeeld kapstokken op school), beddengoed (bijvoorbeeld slaapzakken) en speelgoed (bijvoorbeeld knuffelbeesten).
Er wordt wel gedacht dat een besmetting met luizen een gevolg is van armoede of slechte lichaamshygiëne, maar besmetting is onder normale hygiënische omstandigheden nauwelijks te voorkomen en is geen schande.
Wanneer moet u een arts raadplegen
Bij besmetting met luizen van kinderen jonger dan zes maanden, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, is het verstandig om een arts te raadplegen. Ook als de huid op verschillende plaatsen kapot is gekrabd, kunt u beter naar een huisarts gaan.
Hoe is hoofdluis te voorkomen
Vermijd lichamelijk contact met een besmet persoon. Gebruik geen gemeenschappelijke kleding, beddengoed en toiletartikelen. Wees verder open over een waargenomen besmetting en waarschuw bij kinderen die naar het dagverbljjf of school gaan direct de leiding. Op plaatsen waar jassen, sjaals en mutsen van verschillende kinderen dicht bij elkaar hangen, bijvoorbeeld op school, kan geadviseerd worden elk kind een plastic tas of “luizenzak”te geven om de eigen jas in te stoppen. Ook effectief zijn de zogenaamde luizententjes, die over de jas worden gehangen.
Wat kunt u er zelf aan doen
Een snelle behandeling voorkomt uitbreiding van de besmetting. Helaas hangt er een taboesfeer rond dit onderwerp. Door meer openheid kan veel leed bij anderen voorkomen worden.
Let op: de infectie gaat niet vanzelf over en blijft besmettelijk. Licht dus altijd uw omgeving in.
Stoom of was alle besmette kleding, beddengoed en knuffelbeesten op minimaal 60º C. Zet niet wasbare spullen een week weg in een dichtgebonden plastic zak. Ontsmet toiletartikelen met alcohol of in een sopje met water van tenminste 60º C. Door de nagels kort te houden worden krabwondjes voorkomen.
Indien er in uw directe omgeving gevallen van luis voorkomen, controleer dan minimaal éénmaal per week alle gezinsleden. De aanwezigheid van luizen kan worden vastgesteld door het haar te kammen met een luizen- of netenkam boven een stuk wit papier.
De beste methode om luizen en neten te verwijderen is het haar dagelijks kammen met een netenkam (dit is NIET hetzelfde als een luizenkam of stofkam) gedurende twee weken. Voorwaarde is om op de eerste dag ondersteunende maatregelen (behandeling van beddengoed, knuffels, kammen en dergelijke) uit te voeren.
De nat-kammethode gaat als volgt:
• was het haar met gewone shampoo en spoel uit.
• bescherm de ogen met een washandje.
• breng ruim conditioner (crèmespoeling) in het haar en spoel deze NIET uit.
• kam de knopen en klitten uit het haar met een gewone kam.
• houdt het hoofd voorover boven een wasbak en kam het haar, tegen de schedelhuid aan van achter naar voor met een netenkam; begin bij het ene oor en schuif na elke kambeweging op naar het andere oor.
• veeg de netenkam regelmatig af aan een witte papieren servet of zakdoek en kijk of er luizen op het papier zichtbaar zijn.
• spoel de crèmespoeling uit.
• kam het natte haar met een gewone kam.
• kam nogmaals met een netenkam, nu in rechtop zittende houding, van voor naar achter; begin bij het ene oor en schuif bij elke kambeweging door naar het andere oor.
• veeg de netenkam regelmatig af aan een witte papieren servet of zakdoek en kijk of er luizen op het papier zichtbaar zijn.
Bij krullend haar is soms een netenkam met lange tanden nodig om helemaal bij de hoofdhuid te kunnen komen.
Geneesmiddelen
Behandeling van hoofdluis door middel van geneesmiddelen wordt tegenwoordig gezien als tweede keuze omdat luizen en neten er minder gevoelig voor zijn. Voor de behandeling van hoofd- en schaamluis bestaan diverse werkzame stoffen: malathion, permetrine enbioalletrine/piperonylbutoxide, die onder verschillende productnamen verkrijgbaar zijn. Deze middelen zijn werkzaam tegen luizen en neten en qua werkzaamheid doen zij nauwelijks voor elkaar onder. Voor het juiste gebruik van de verschillende producten dient u de gebruiksaanwijzingen in of op de verpakking te volgen.
Let op: Voor een effectieve bestrijding van hoofdluis is het van zéér groot belang dat de juiste behandelmethode wordt opgevolgd! Neem hiervoor contact op met uw apotheek.
Malathion wordt het meest gebruikt. De effectiviteit van de lotion lijkt beter dan die van de crème vanwege de langere contacttijd tijdens de behandeling. Malathion heeft een onaangename geur. Chloor inactiveert malathion, daarom mag op de dag van de behandeling niet in chloorhoudend water worden gezwommen.
Baby’s en jonge kinderen mogen alleen op advies van een arts malathion gebruiken.
Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, mogen geen malathion gebruiken en het ook niet bij een ander aanbrengen.
Een veelvoorkomend probleem bij de behandeling van hoofdluis is dat de neten stevig vastkleven aan de haren. De eitjes worden door de luis met een soort lijm aan de haarschacht vastgekleefd. Er bestaat een crèmespoeling die de lijm afbreekt en de haren gladder maakt, zodat de neten hun houvast verliezen. Door gebruik van deze crèmespoeling en de juiste behandelmethode wordt de kans op herbesmetting aanzienlijk verkleind.
Controleer in de weken na de behandeling of deze is aangeslagen door het haar regelmatig te kammen met een luizen- of netenkam. Als een middel tegen luis niet goed heeft geholpen, kan het zijn dat de gebruiksinstructies niet goed zijn opgevolgd. Het kan overigens ook betekenen dat er een nieuwe besmetting heeft plaatsgevonden.
Normen en waarden bij kinderen
Voor veel kinderen is kinderdagverblijf de eerste sociale groep waarin zij zich bewegen. De basis die o.a. op het kinderdagverblijf gelegd wordt, zal voor veel kinderen bepalend zijn voor de rest van hun leven. Het is dan ook erg belangrijk dat het kindercentrum veel aandacht besteed aan de overdracht van waarden en de daarop gebaseerde (gedrags)normen.
Een van de vereiste onderdelen van het pedagogisch beleidsplan is de manier waarop de leidsters het overbrengen van waarden en normen waarborgen. Het is belangrijk hierbij duidelijke voorbeelden te geven. Benoem de belangrijkste waarden en normen en omschrijf duidelijk hoe je ze van plan bent over te brengen. Bijvoorbeeld:
- elkaar geen pijn doen
- als een van de kinderen een ander kind (per ongeluk) pijn doet, wordt het betrokken bij het troosten van het andere kind
- niet afpakken
- als een van de kinderen iets afpakt van een ander kind moet hij het teruggeven
- geen vieze of lelijke woorden gebruiken
- geen kinderen buitensluiten
- geen dingen stuk maken
Normen en waarden klinken als grote termen maar bestaan ook uit kleine dingen. Gedag zeggen bij het binnenkomen en weggaan, mensen bij hun naam noemen en twee woorden gebruiken zijn duidelijke omgangsvormen die in de Nederlandse cultuur een belangrijke plek innemen. Ook op de beurt wachten, iets vriendelijk vragen en niet vloeken zijn voorbeelden van belangrijke normen en waarden.
In de hedendaagse samenleving hebben we ook te maken met waarden en normen uit andere culturen. Integratie betekent leven volgens de in Nederland geldende waarden en je gedragen volgens de in Nederland gangbare normen. Het betekent niet dat de waarden en normen van de cultuur van oorsprong (van de ouders) niet moeten of hoeven te worden gerespecteerd; integendeel! Onderdeel van het Nederlandse waardenpatroon is respect voor de waarden van alle culturen.
Zoektermen:
- normen en waarden voorbeelden
- voorbeelden normen en waarden
- waarden en normen voorbeelden
- normen en waarden kinderen
- voorbeelden van normen en waarden
- voorbeelden van normen
Voorlezen
Onderzoek wijst uit dat kinderen die al vroeg boeken leren kennen taalvaardiger zijn, sneller kunnen lezen en beter rekenen. Voorlezen aan kinderen is dus belangrijk. Het prikkelt de fantasie, ontwikkelt het taalgevoel, vergroot de woordenschat en draagt bij aan de interactieve vaardigheden.
Voorlezen kan een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van een kind. Jonge kinderen leren veel van voorlezen.
In de eerste plaats is voorlezen heel goed voor de taalontwikkeling van een kind. Kinderen leren nieuwe woorden tijdens het voorlezen. Ze leren ook hoe een goede zin is opgebouwd. Door met het kind te praten over het boek wordt het kind ook gestimuleerd actief met taal aan de slag te gaan.
Ten tweede leren kinderen goed luisteren wanneer ze voorgelezen worden. Het kind leert zich te concentreren. Kinderen zijn vaak tegelijkertijd met allerlei dingen bezig. Boeken lezen (of kijken) is één van de dingen die echt concentratie vereist. Juist omdat kinderen zich moeten concentreren op een boekje, hebben zij even geen oog voor andere dingen om zich heen. Zo hebben ze ook de tijd om even bij te komen.
Ten derde stimuleert voorlezen de fantasie en algemene ontwikkeling van het kind. Met algemene ontwikkeling wordt niet kennis over bijvoorbeeld Picasso bedoeld, maar kennis over de gewone dingen. Hierdoor krijgt het kind meer grip op de directe wereld om zich heen. Dingen die we allemaal meemaken of doen, maar die voor kinderen spannend zijn. Denk aan boodschappen doen, slapen gaan, logeren, seizoenen, de speeltuin, de dierentuin etc. Voorlezen over een onderwerp waar het kind op dat moment mee bezig is, kan het kind ook steun bieden. Het is bovendien een goede manier om met het kind in gesprek te komen over deze onderwerpen. Zo zijn er goede kinderboeken over bijvoorbeeld scheiden, de dood, omgaan met handicaps of ziekte en dergelijke.
Tot slot geeft voorlezen een gevoel van veiligheid en geborgenheid. De exclusieve aandacht die het kind krijgt tijdens het een-op-een voorlezen is van belang voor de ontwikkeling van het kind. Het samen lezen van een boek kan ook helpen rust en regelmaat te brengen. Kinderen komen tot rust tijdens het voorlezen. Door op vaste tijden voor te lezen kan er ook regelmaat en vaste structuur in de dag geboden worden. Zo kan voorlezen een goed onderdeel zijn van het ritueel voor het slapen gaan.
Baby’s
Voor de kleinste baby’s is het luisteren naar jouw stem misschien wel het leukst; zij luisteren graag naar verhalen. De inhoud van dit verhaal maakt weinig uit. Neem dus eens een baby op schoot, of leg het in de buurt, als je de peuters een verhaal voorleest.
Voor baby’s die actief meedoen, zijn aanwijsspelletjes het leukst; een verhaal is voor hun minder interessant. Zij leren nieuwe woorden van plaatjesboeken. Doordat ze zien hoe iets er uitziet als je het benoemt, leggen ze het verband tussen het ‘ding’ en het woord dat daarbij hoort. Ook baby’s die nog niet kunnen praten, beleven plezier aan zo’n aanwijsspelletje. Want baby’s herkennen woorden al maanden voordat ze die zelf kunnen uitspreken. Voor oudere baby’s is het goed om boekjes met korte teksten voor te lezen. Zo leert het kind hoe een goede zin is opgebouwd.
Jongere kinderen wordt vaak weinig voorgelezen, vooral kinderen onder één jaar. Slecht 30% van de ouders van een baby lezen wel eens voor. Veel ouders vinden hun baby nog te jong om al voor te lezen. Gedeeltelijk is dit natuurlijk ook het geval. Een kind van nog geen een jaar kan nog niet echt een verhaal volgen. Maar met een jonge baby van drie tot vier maanden kan wel al plaatjes worden gekeken en kan hetgeen er te zien is benoemd worden. Wel is het belangrijk dan te kiezen voor een boek met eenvoudige duidelijke tekeningen en het bekijken van een boekje niet langer dan een paar minuten te laten duren. Vanaf een maand of negen kan ook worden begonnen met het voorlezen van simpele verhaaltjes voor te lezen. Vooral verhaaltjes op rijm vallen erg in de smaak bij deze leeftijdsgroep.
Dreumesen
Dreumesen zitten op het snijvlak van aanwijsspelletjes en korte verhalen. Vooral Nijntje vindt bij deze leeftijdsgroep gretig aftrek. Ook beleven dreumesen veel plezier aan een grote plaat waar veel gebeurt. Zij kunnen dan aanwijzen wat er gebeurt. Dit is een goede oefening voor de ontwikkeling van oorzaak/gevolg-denken. Lees meer bij [cognietieve ontwikkeling] [interne link naar cognitieve ontwikkeling bij pedagogiek/dagelijkse praktijk]
Herhaling vinden jonge kinderen erg leuk. Het is dan ook goed een boek meerdere keren te lezen. Kinderen leren hierdoor het verhaal beter begrijpen en leren voorspellen wat er gaat gebeuren.
Peuters en kleuters
Peuters en kleuters kunnen zich al een heel voorleesboek lang concentreren. Voor hen is dan ook de inhoud van het verhaal het meest belangrijk. Kinderen leren door voorlezen hoe een verhaal wordt opgebouwd; met een begin, een midden en een eind. Ook is het voor deze leeftijd zinnig om te praten over de inhoud van het verhaal. Zij leren zo op een leuke manier actief met taal om te gaan.
Peuters zijn heel erg bezig met het ontwikkelen van hun fantasie. Soms lijkt het wel alsof ze in een fantasiewereld leven. Die ontwikkeling is erg belangrijk. Boeken zijn de ideale plaats waar alles kan gebeuren. De held uit het verhaal kan alles, waar de kinderen alleen maar van kunnen dromen. De wereld in een boek is precies zoals zij de wereld graag zouden zien. Vol met kleur, gekke dingen en altijd met een goed einde.
BSO kinderen
Bij het ouder worden van de kinderen gaan de meeste ouders steeds minder voorlezen. Bij de groep kinderen tussen de negen en twaalf jaar wordt nog maar zo’n 40% voor gelezen. De belangrijkste reden voor het niet voorlezen is dan dat het kind zelf goed kan lezen. En dat is jammer want ook op deze leeftijd kan voorlezen nog erg gezellig zijn.
Voor de BSO kinderen kan voorlezen ook nog steeds erg leuk zijn. Voor hen biedt het de meeste uitdaging als een boek meerdere hoofdstukken heeft; zo kunnen zij hun geheugen trainen. Door het voorlezen ontstaat er een groepsgevoel. Naar aanleiding van het verhaal kan er een gesprek ontstaan tussen de kinderen onderling en tussen de kinderen en de leid(st)er.
Voorleestips:
Bereid zelf het verhaal voor. Kijk vooraf waar de moeilijkheden zitten en bedenk hoe die te verduidelijken zijn.
- Kies een verhaal dat aansluit bij de beleving van de kinderen. Laat ze het liefst zelf kiezen. Zorg er echter voor dat het moeilijkheidsniveau niet te hoog is.
- Ook voordat er gestart wordt met voorlezen kan er met het kind over het boek worden gepraat. Kijk bijvoorbeeld eens uitgebreid naar de kaft, of bespreek de titel (met oudere kinderen).
- Introduceer het verhaal door in één zin te vertellen waar het over gaat. Laat de kinderen eerst de plaatjes zien en vraag de kinderen te vertellen wat ze zien.
- Bij prentenboeken kun je het kind zelf laten vertellen. Laat alleen het plaatje zien. Het kind vertelt vanzelf.
- Verduidelijk moeilijke woorden tijdens het vertellen niet te vaak. Bij een moeilijk woord kun je het kind eerst vragen of het weet wat dat betekent. Als het kind het niet weet geef je een voorbeeld en licht je het toe. Het beste is om bij het verduidelijken van een woord te verwijzen naar de ervaringen van het kind zelf.
- Stel af en toe vragen over het verhaal. Laat kinderen bijvoorbeeld voorspellen hoe het af zou kunnen lopen, vraag naar een verband met een gebeurtenis eerder in het verhaal of vraag naar elementen uit het verhaal in de eigen omgeving.
- Gebruik bij dialogen een passende stem voor ieder personage. Als je dit te moeilijk vind kun je met het variëren van de intonatie of de mimiek ook veel bereiken.
- Het is belangrijk om tijdens het lezen goed contact te houden met het kind en steeds te kijken hoe het kind reageert op het verhaal.
- Vaak komen kinderen tijdens het voorlezen met vragen en opmerkingen. Het is goed hier op in te gaan en met het kind te praten over het verhaal, maar het verhaal ook weer op te pakken
Wat kinderen eten en hoeveel
De kinderen bepalen zelf hoeveel zij eten. Een kind kan goed aangeven wanneer het genoeg heeft gegeten; het zal zichzelf niet uithongeren.
Uit onderzoek is gebleken dat kinderen onbewust de hoeveelheid eten aanpassen aan de hoeveelheid calorieën die ze eerder die dag hebben binnengekregen. Deze vaardigheid neemt af naarmate anderen meer invloed uitoefenen op de hoeveelheden die het kind eet. Hoeveel een kind nodig heeft, kan erg variëren. Een kind kan een tijd lang heel veel eten en plotseling weer veel minder. Dat is niet erg. Als het kind goed groeit en actief is, zit het meestal wel goed.
Dingen om rekening mee te houden:
- Ook voor kinderen geldt dat bruinbrood en volkorenbrood beter zijn omdat ze meer vezels, vitamines en mineralen bevatten dan witbrood. Besmeer het brood met halvarine of zachte margarine. Deze zijn een belangrijke bron van vitamine A, D en E.
- Beleg hoeft beslist niet alleen maar hartig te zijn. Het Voedingscentrum adviseert een half tot een heel plakje kaas en een half tot een heel plakje vleeswaar per dag. Binnen een goed voedingspatroon is dat voldoende om alle noodzakelijke voedingsstoffen binnen te krijgen. De rest van de boterhammen kan naar keuze worden belegd, bijvoorbeeld met jam, appelstroop, vruchtenhagel, tomaat of komkommer, groentenspread of fruit.
- Geef kinderen tot vier jaar niet te veel melkproducten zoals melk, yoghurtdranken en vla. Kies bij voorkeur voor halfvolle of magere melk en andere melkproducten. Twee tot drie bekertjes per dag (samen ca. 3 dl) zijn voldoende.
- Bij fruit is het belangrijk te bedenken dat de meeste vitamines in en direct onder de schil zitten. Op de buitenkant van de schil zitten veel bestrijdingsmiddelen behalve bij biologisch fruit. Dus: liever goed wassen dan schillen.
Voor een algemeen overzicht:
Voedingsmiddel | Peuters(1-4 jaar) | Kinderen (4-12 jaar) |
---|---|---|
Brood | 3 sneetjes | 3-5 sneetjes |
Aardappelen | 1-2 stuks (50-100 gram) | 1-4 stuks (50-200 gram) |
Groente | 1-2 groentelepels (50-100 gram) | 2-3 groentelepels (100-150 gram) |
Fruit | 1-2 stuks (100-200 gram) | 1-2 stuks (100-200 gram) |
Melk en melkproducten | 2-3 bekertjes (300 ml) | 2-3 glazen (300-450 ml) |
Kaas | ½ plak (10 gram) | ½ – 1 plak (10-20 gram) |
Vlees, vis, kip, ei, tahoe, en tempé | 65 gram rauw (50 gram gaar) | 65-100 gr. rauw (50-75 gr. gaar) |
Vleeswaar | ½ plak (10 gram) | ½-1 plak (10-15 gram) |
Halvarine op brood | 5 gram per sneetje | 5 gram per sneetje |
Margarine voor de bereiding | 15 gram maximaal | 15 gram |
Drinkvocht | ½-1 Liter | 1½ Liter |
© Voedingscentrum