Juf Online

Onderwijs Portal, Lesideeën, Werkbladen en meer

2+2 L'Oreal

Pedagogie

Artikelen over Pedagogiek

Vloeken en schelden

Vloeken en schelden is op de meeste kinderdagverblijven niet toegestaan.

Een vloek is meestal gerelateerd aan de naam van God of Jezus Christus. Een krachtterm is dat niet. Maar ook krachttermen zijn onwenselijk in de kinderopvang. Leidsters verzanden vaak in uitroepen als ‘chips’ en ‘potverdriedubbeltjes’. Uiteindelijk komt het gebruik van deze uitroepen op hetzelfde neer: een uiting van frustratie. Het is dan ook zaak  het frustratieniveau zo laag mogelijk te houden, . Ook al zijn bovengenoemde uitspraken beter dan de woorden wiens plek zij innemen. Helaas is het niet te voorkomen dat kinderen toch met de meest gebruikte scheld- en vloekwoorden in aanraking komen. Ook hierbij geldt dat openheid zeker bij de nieuwsgierige peuters en de mondige BSO’ers heel belangrijk is.

Elke peuter of kleuter gaat door de fase waarbij alle woorden die iets met poep en pies te maken hebben, voor hilariteit zorgen. Deze fase gaat gelukkig vanzelf weer over. Gun binnen bepaalde grenzen de kinderen deze fase.. Spreek bijvoorbeeld af dat er aan tafel geen vieze woorden worden gebruikt. Een alternatief: maak een speciaal ‘vieze woorden’spelletje of verhaal, waarbij de kinderen hun enthousiasme kunnen botvieren.
Bij de BSO is het belangrijk bespreekbaar te maken waarom het vervelend is sommige termen te gebruiken. Veel kinderen beseffen niet hoe kwetsend scheldwoorden, krachttermen en vloeken voor de omgeving kunnen zijn.

Straffen en belonen

Straffen en belonen zijn belangrijke onderdelen van het opvoeden. Op een kindercentrum worden veelal andere methodes gebruikt dan thuis, met name omdat de relatie tussen een kind en een leidster anders is dan die tussen een kind en een ouder. Daarbij bestaat op een kindercentrum vaak positieve groepsdruk; de kinderen hebben het graag gezellig met elkaar en houden zich daarom meestal erg goed aan de regels. Het omgaan met het overtreden van regels is verschillend voor kinderen op een kinderdagverblijf, een buitenschoolse opvang of bij een gastouder.

Op het kinderdagverblijf is het belangrijk te beseffen dat het geweten pas echt vorm krijgt rond het derde levensjaar. Controle over het gedrag van het kind vindt daarvoor hoofdzakelijk van buitenaf plaats. Volwassenen corrigeren het kind als iets niet mag. Het kind houdt zich dan aan de regels, omdat het graag een blije leid(st)er heeft, maar niet per se omdat het begrijpt waarom iets niet mag. Het is dan ook juist in deze fase erg belangrijk het kind te vertellen dat iets niet mag. Het waarom is vaak nog te ingewikkeld. Buiten dat is een van de favoriete spellen van de dreumes het opzoeken van de grenzen. Wees daarom iets flexibeler met dreumesen, of ga mee in het spel.

Er wordt nooit fysiek gestraft. Ook een ‘opvoedkundige tik’ wordt in een kindercentrum niet getolereerd. Straffen door een kind apart te zetten wordt in kindercentra wel gebruikt. Maar kinderen worden niet op de gang geplaatst, of ergens anders waar geen toezicht is. Een kind kan een leid(st)er, net als een ouder, boos maken. Maar een leid(st)er is in principe nooit alleen. Wanneer de emoties mogelijk (te) hoog oplopen, onderken dat je emotioneel bent of wordt. Roep dan de hulp van een collega in.

Vuistregels die gelden bij straffen:

  • Wees niet boos, doe boos.
  • Een kind is niet stout, het doet stout.
  • Verhef je stem niet, maar verdiep hem.
  • Een straf is eindig.

In een kindercentrum wordt niet beloond met behulp van eten of snoep. Dit is ook niet nodig. Een kind heeft genoeg aan een compliment, aai over de bol of knuffel. De intrinsieke motivatie om goed te doen is aanwezig bij kinderen. Indien een kind altijd iets krijgt na goed gedrag, kan een kind de motivatie vanuit zichzelf verliezen.

Zoektermen:

  • straffen en belonen kinderopvang

Respect aanleren

Respect is een van de belangrijkste normen in menselijke verhoudingen. Hiermee wordt respect voor elkaar bedoeld, maar ook voor spullen en de natuur. Niet voor niets is het overdragen van waarden en normen een van de vier kerncompetenties in de wet Kinderopvang.

Respect aanleren begint bij kleine dingen. Het is belangrijk dat de leidsters hier constant oog voor hebben. Als een kind bijvoorbeeld met een autootje gooit, moet hij niet alleen leren begrijpen dat hij zo iemand pijn zou kunnen doen, maar ook dat het autootje kapot zou kunnen gaan. Verder is het bijvoorbeeld belangrijk bij het buitenspelen niet onbeperkt bloemen en blaadjes te plukken. Als iedereen dat zou doen, zou er niets overblijven.

Kinderen zijn van nature nieuwsgierig. Ze willen alles weten en alles begrijpen. De onderwerpen waar ze mee bezig zijn, veranderen veelvuldig. Voordat kinderen kunnen praten uiten ze hun nieuwsgierigheid door aanraken, voelen, proeven etc. Als ze eenmaal de taal meer onder knie hebben, rond hun vierde jaar, gaan ze door een fase waarin ze veel ‘waarom?-vragen’ stellen. De manier waarop de leid(st)er hier antwoord op geeft en welk antwoord zij geeft, zijn belangrijk.

De basis voor onderling respect tussen mensen is het besef voor de verschillen en overeenkomsten tussen mensen. Het is met name belangrijk dat de leidsters zelf respect tonen voor elkaar en de kinderen. Juist in het overbrengen van waarden en normen is “het goede voorbeeld dat doet volgen”.

Zoektermen:

  • yhs-fullyhosted_003
  • werkblad respect
  • knutselen rond respect
  • knutselen respect
  • respect aanleren

Pesten

Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een of meerdere individuen op een persoon die niet in staat is zichzelf te verdedigen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld. Pesten heeft negatieve gevolgen voor het slachtoffer.
Plagen is anders van aard: dit zijn incidenten. De machtsverhoudingen zijn gelijk en er zijn geen gevolgen voor het slachtoffer.

In het kindercentrum voor kinderen van 0 tot 4 jaar komt pesten minder voor dan bijvoorbeeld op de basisschool of de BSO. Bovendien gebeurt het vaak op een ander niveau. Een gesprek met de verschillende betrokkenen kan vaak niet of is niet nodig. Het is wel heel belangrijk dat de leid(st)ers de kinderen op hun gedrag aanspreken.

Pesten op de BSO komt vaker voor. Het is vaak een vorm van groepsgedrag. Dat betekent dat een echt gesprek vaak niet mogelijk is met dader(s) en slachtoffer(s) tegelijk. Het is beter eerst de kinderen apart te spreken.

Handvatten bij praten over pesten

Praten met het gepeste kind
Zorg dat je er niet meteen in alle emoties tot handelen overgaat  zodra een kind iets over pesten vertelt. Luister naar het kind en stel vragen. Laat merken dat je wilt helpen maar doe nog niets.
Bespreek dan samen met het kind wat hij/ zij al heeft gedaan om het pesten te stoppen.
Zoek een manier om het pesten te doen stoppen, maar doe niets buiten het kind om, want juist daar zijn veel kinderen zo bang voor.

Praten met de pester
Elk kind heeft recht op een veilige leefomgeving. De opvang doet er alles aan om dat te bewerkstelligen. Spreek de pester aan en maak hem duidelijk dat hij moet stoppen met het pesten.
Maak de pester bewust van het effect van zijn gedrag. Afhankelijk van de ernst van het pesten kan een straf worden uitgedeeld. Contact opnemen met de ouders is één van de mogelijkheden.

Pesters hebben vaak niet door dat ze een gepest kind pijn en verdriet doen. Het is belangrijk te onthouden dat pestkoppen meestal geen gemene kinderen zijn. Thuis of tussen hun vrienden of vriendinnen kunnen ze heel aardig zijn. Maar ze willen wel aandacht of erbij horen en zij denken dit te bereiken door de baas te spelen denken en anderen buiten te sluiten of over anderen te roddelen. Vaak hebben pesters een groepje kinderen om zich heen. De kinderen die bij zo’n pester horen zijn zelf vaak ook bang dat ze gepest worden. Door het vriendje te zijn met de pester, hopen ze dat ze zelf niet worden gepest of dat er over hen geroddeld wordt. Veel kinderen die pesten, zijn vroeger zelf gepest. Het zijn vaak kinderen die niet gelukkig zijn: zij krijgen thuis te weinig aandacht of zij hebben leerproblemen op school.

Het is raadzaam pesten tegen te gaan voordat het begint. Hieronder staat een methode beschreven om pesten te voorkomen. Op pestweb kun je nog meer vinden.

Groepsprotocol
Maak regels hoe de kinderen omgaan met elkaar. De kinderen moeten dan zelf een aantal afspraken bedenken hoe zij met elkaar willen omgaan. Bijvoorbeeld: wij noemen elkaar bij de voornaam (i.p.v. scheldnamen gebruiken), wij lenen alleen spullen van elkaar als de ander dat goedvindt (i.p.v. van elkaar afpakken).
Let op, er zijn vier regels die eigenlijk in elke groep moeten gelden:
1. Respect: Ik behandel anderen met respect
2. Niet over de streep: ik let erop dat ik anderen niet hinder of pijn doe
3. Zonder geweld: Ik gebruik geen geweld om mijn zin te krijgen en mijn ruzies op te lossen
4. Aanspreekbaar: Als een ander ‘NEE’ of ‘STOP’ zegt, dan stop ik ook echt of ik doe een stap terug.
Ook verzinnen de kinderen zelf de consequenties van het overtreden van de regels, en moeten ze elkaar er ook aan herinneren om zich volgens de regels te gedragen. Na een discussie met de groep en de mentor worden de beste regels op het contract gezet, die vervolgens door alle kinderen én de mentor wordt ondertekend.

Bron
www.pesten.net
www.pestweb.nl

Zoektermen:

  • pesten op de bso